Goldschmidt-Classificatie

De classificatie verdeelt de elementen in siderofiele (ijzerminnend), lithofiele (silicaatminnend), chalcofiele (zwavelminnend), en atmofiele (gasminnend) elementen.

De elementen die veel in de biosfeer (al het leven op Aarde) voorkomen worden ook wel biofiele elementen genoemd.

Deze indeling laat zien waar in de geosfeer (het systeem Aarde) een element het meeste voor zal komen. Atmofiele elementen zitten vooral in de atmosfeer, chalcofiele en lithofiele elementen in de aardkorst en aardmantel, en de siderofiele elementen vooral in de ijzerrijke aardkern.

Sommige elementen hebben affiniteit met meer dan één fase, hieronder zijn de grootste affiniteiten genoemd. Als een element graag in een bepaalde fase voorkomt, wordt gezegd dat het "in die fase compatibel" is. Een compatibel element is een element dat (voornamelijk) in de aardmantel in de vaste fase compatibel is, waardoor het minder snel in het gesmolten magma terechtkomt en relatief hoge concentraties in de mantel heeft (en lage concentraties in de korst).

Atmofiele elementen

H, N, en alle edelgassen

Chalcofiele elementen

Ag, As, Bi, Cd, Cu, Ga, Hg, In, Pb, Po, S, Sb, Se, Te, Tl, Zn

Lithofiele elementen

Al, At, B, Ba, Be, Br, Ca, Cl, Cr, Cs, F, I, Hf, K, Li, Mg, Mn, Na, Nb, O, Rb, Sc, Si, Sr, Ta, Th, Ti, U, V, Y, Zr, W, en alle lanthaniden

Siderofiele elementen

Au, C, Co, Fe, Ge, Ir, Mo, Ni, Os, P, Pd, Pt, Re, Rh, Ru, Sn