Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • peu·len·schil
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoudmeervoud
naamwoordpeulenschilpeulenschillen
verkleinwoordpeulenschilletjepeulenschilletjes

Zelfstandig naamwoord

de peulenschilv / m

  1. het omhulsel van erwten, bonen, enz. dat wordt weggegooid
  2. (figuurlijk) een eenvoudig karweitje
    • Het starten van de auto was een peulenschil. 

Gangbaarheid

98 %van de Nederlanders;
81 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen