Nederlands

Huidig
bestand
1.640
Uitspraak
Woordafbreking
  • -heid
Woordherkomst en -opbouw
  • Van Middelnederlands -heide, -heit, -heet, -hede
  • Van het Protogermaans *khaidus « eer, waardigheid van ». Het woord is allengs tot achtervoegsel geworden en heeft daarbij zijn oorspronkelijke betekenis verloren. [1]

Achtervoegsel

-heid v

  1. achtervoegsel van hoedanigheid dat een vrouwelijk zelfstandig naamwoord vormt
    1. uit een bijvoeglijk naamwoord
    2. bij uitzondering met andere woordsoorten:
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
nog toe te voegen woorden met dit achtervoegsel
  • Heerlijkheid
  • Vlaamsgezindheid
  • aalwaardigheid
  • aanbevelenswaardigheid
  • aanbiddelijkheid
  • aangeborenheid
  • aangeschotenheid
  • aangrijpendheid
  • aanhalerigheid
  • aanheid
  • aanmerkelijkheid
  • aanstellerigheid
  • aanstootgevendheid
  • aanstotelijkheid
  • aantastbaarheid
  • aanvaardheid
  • aanvechtbaarheid
  • aanwendbaarheid
  • aanwijsbaarheid
  • aanzienlijkheid
  • aardsgezindheid
  • abruptheid
  • abstractheid
  • achtbaarheid
  • achtenswaardigheid
  • achterhoudendheid
  • achterlastigheid
  • achterstalligheid
  • actiegerichtheid
  • acuutheid
  • adellijkheid
  • adembenemendheid
  • afdoendheid
  • afgematheid
  • afgepastheid
  • afgescheidenheid
  • afgesloofdheid
  • afgestomptheid
  • afgetakeldheid
  • afgetekendheid
  • afgetobdheid
  • afgetrokkenheid
  • afgewogenheid
  • afgezaagdheid
  • afgezonderdheid
  • afgunstigheid
  • afkoopbaarheid
  • afleesbaarheid
  • afleidbaarheid
  • afschrikwekkendheid
  • afschuwwekkendheid
  • afstotelijkheid
  • afstotendheid
  • aftandsheid
  • aftapbaarheid
  • aftelbaarheid
  • afwezendheid
  • afwijkendheid
  • afzetbaarheid
  • afzienbaarheid
  • afzonderlijkheid
  • akeligheid
  • alleenheid
  • allesomvattendheid
  • almogendheid
  • alomaanwezigheid
  • alomvattendheid
  • aloudheid
  • alzijdigheid
  • amechtigheid
  • analyseerbaarheid
  • andersbegaafdheid
  • andersheid
  • angstaanjagendheid
  • angstigheid
  • angstvalligheid
  • angstwekkendheid
  • antiburgerlijkheid
  • apartigheid
  • appeligheid
  • appetijtelijkheid
  • arbeidzaamheid
  • argwanendheid
  • armelijkheid
  • armetierigheid
  • armlastigheid
  • armoedigheid
  • armzaligheid
  • astrantigheid
  • authentiekheid
  • autoluwheid
  • baatzuchtigheid
  • balsturigheid
  • balvastheid
  • balverliefdheid
  • bangelijkheid
  • batigheid
  • beangstheid
  • bebouwbaarheid
  • bedaagdheid
  • bedenkelijkheid
  • bederfelijkheid
  • bedillerigheid
  • bedlegerigheid
  • bedremmeldheid
  • bedrijfsmatigheid
  • beduidendheid
  • beduimeldheid
  • beduusdheid
  • bedwelmdheid
  • beeldrijkheid
  • beestigheid
  • befaamdheid
  • begeerlijkheid
  • begeesterdheid
  • begenadigdheid
  • begerenswaardigheid
  • begroeidheid
  • begrotelijkheid
  • behaardheid
  • behandelbaarheid
  • beheerbaarheid
  • beheerstheid
  • behoorlijkheid
  • behoudsgezindheid
  • bejaagdheid
  • bekaaidheid
  • bekaktheid
  • belabberdheid
  • belachelijkheid
  • belanghebbendheid
  • belangwekkendheid
  • belastheid
  • belastingplichtigheid
  • bemiddelbaarheid
  • bemiddeldheid
  • bemindheid
  • beminlijkheid
  • beminnenswaardigheid
  • bemoeizuchtigheid
  • benaderbaarheid
  • benardheid
  • benauwendheid
  • benedenmaatsheid
  • benepenheid
  • benigheid
  • benijdenswaardheid
  • beproefdheid
  • beredderigheid
  • bereidvaardigheid
  • bereisdheid
  • berekendheid
  • bergachtigheid
  • berigheid
  • berijdbaarheid
  • berispelijkheid
  • bermschuwheid
  • beroepbaarheid
  • beroepsblindheid
  • beroerdheid
  • beroerdigheid
  • berooidheid
  • beschadigdheid
  • beschetenheid
  • beschimmeldheid
  • beschonkenheid
  • beschouwelijkheid
  • beschutheid
  • besmuiktheid
  • bespeelbaarheid
  • bespottelijkheid
  • bespraaktheid
  • bestaanbaarheid
  • bestandheid
  • besteedbaarheid
  • bestoftheid
  • bestuurlijkheid
  • betekenisvolheid
  • beteuterdheid
  • betwistbaarheid
  • beuzelachtigheid
  • bevaarbaarheid
  • bevattelijkheid
  • beverigheid
  • bevindelijkheid
  • bevleesdheid
  • bevolktheid
  • bevorderlijkheid
  • bevreemdheid
  • bewaarbaarheid
  • beweegbaarheid
  • bewerkbaarheid
  • bewerkelijkheid
  • bezeildheid
  • bezetheid
  • bezieldheid
  • bezitloosheid
  • bezitterigheid
  • bezonkenheid
  • bezopenheid
  • bezwaardheid
  • bibberigheid
  • bijbelvastheid
  • bijhorigheid
  • bijvoeglijkheid
  • binnenkerkelijkheid
  • bitsigheid
  • bitterzoetheid
  • blauwgeaderdheid
  • blijgeestigheid
  • blijkbaarheid
  • blijvendheid
  • blikkerigheid
  • bliksemsnelheid
  • bloeddorstigheid
  • bloedeloosheid
  • bloederigheid
  • bloedgeilheid
  • bloednerveusheid
  • bloedrijkheid
  • bloedschuwheid
  • blohartigheid
  • blondgeloktheid
  • blotigheid
  • blubberigheid
  • blufferigheid
  • bochtigheid
  • bodemloosheid
  • boertigheid
  • boetheid
  • boetvaardigheid
  • bokbenigheid
  • bokkigheid
  • bondigheid
  • bonkigheid
  • borsteligheid
  • bouwvalligheid
  • bovengemiddeldheid
  • bovenmatigheid
  • bovennatuurlijkheid
  • bovenzinnelijkheid
  • brallerigheid
  • branderigheid
  • brandigheid
  • brandwerendheid
  • bravigheid
  • breedschaligheid
  • breedvoerigheid
  • breidelloosheid
  • broederlijkheid
  • broedsheid
  • broeierigheid
  • brokkeligheid
  • brommerigheid
  • brooddronkenheid
  • broodnuchterheid
  • bruinheid
  • brutaalheid
  • brutaligheid
  • bruuskheid
  • buiigheid
  • buikigheid
  • buitenaardsheid
  • buitenkerkelijkheid
  • buitensporigheid
  • buitenwettelijkheid
  • chagrijnigheid
  • christelijkheid
  • christendommelijkheid
  • cijnsbaarheid
  • clichématigheid
  • comprimeerbaarheid
  • contactgestoordheid
  • converteerbaarheid
  • coolheid
  • corruptheid
  • coulantheid
  • dadelijkheid
  • dagblindheid
  • dagelijksheid
  • damesachtigheid
  • dampdichtheid
  • dampigheid
  • dansbaarheid
  • dartelheid
  • dateerbaarheid
  • deelbaarheid
  • deemsterheid
  • delicaatheid
  • demonteerbaarheid
  • denkbaarheid
  • denkbeeldigheid
  • desolaatheid
  • desperaatheid
  • dichtbevolktheid
  • diefachtigheid
  • dienstigheid
  • dienstvaardigheid
  • dierbaarheid
  • diffuusheid
  • dikdoenerigheid
  • dingsigheid
  • doddigheid
  • dodelijkheid
  • doelbewustheid
  • doelrijpheid
  • doezeligheid
  • dolligheid
  • dolzinnigheid
  • dommeligheid
  • dompigheid
  • donkerheid
  • doofblindheid
  • doofstomheid
  • doordachtheid
  • doordringbaarheid
  • doordringendheid
  • doorgankelijkheid
  • doorgroefdheid
  • doorkneedheid
  • doorlaatbaarheid
  • doorlatendheid
  • doorleefdheid
  • doorschijnendheid
  • doorslepenheid
  • doortimmerdheid
  • doorvoedheid
  • doorweektheid
  • doorwrochtheid
  • doorzoekbaarheid
  • dorperheid
  • draadloosheid
  • draagbaarheid
  • draaglijkheid
  • draaierigheid
  • drabbigheid
  • drachtigheid
  • draderigheid
  • drammerigheid
  • drassigheid
  • dreinerigheid
  • drenzerigheid
  • drie-enigheid
  • driestemmigheid
  • driestheid
  • drievoudigheid
  • driftigheid
  • drinkbaarheid
  • drolligheid
  • dromerigheid
  • druistigheid
  • dubbelslachtigheid
  • duivelachtigheid
  • duizelingwekkendheid
  • dunbevolktheid
  • dunnigheid
  • dwangmatigheid
  • dwarsigheid
  • dweperigheid
  • dwergachtigheid
  • dwingendheid
  • dwingerigheid
  • echteloosheid
  • edelmogendheid
  • eenarmigheid
  • eenbenigheid
  • eendimensionaalheid
  • eendrachtigheid
  • eenhandigheid
  • eenkennigheid
  • eenkleurigheid
  • eenmaligheid
  • eenogigheid
  • eenslachtigheid
  • eensluidendheid
  • eentaligheid
  • eerbiedigheid
  • eergierigheid
  • eerstaanwezendheid
  • eerwaardigheid
  • eetbaarheid
  • eigendunkelijkheid
  • eigengereidheid
  • eigensoortigheid
  • eigenstandigheid
  • eigentijdsheid
  • eigenwijsheid
  • eigenwilligheid
  • eigenzinnigheid
  • eivormigheid
  • ellipsvormigheid
  • emplooibaarheid
  • engelachtigheid
  • enggeestigheid
  • enghartigheid
  • enkelsporigheid
  • enkelvoudigheid
  • enkelzijdigheid
  • erbarmelijkheid
  • ernstigheid
  • erosiebestendigheid
  • etterigheid
  • evenhoevigheid
  • evenwaardigheid
  • evenwijdigheid
  • explicietheid
  • exploiteerbaarheid
  • extravertheid
  • ezelachtigheid
  • fairheid
  • falsifieerbaarheid
  • feilbaarheid
  • femelachtigheid
  • fielterigheid
  • figuurlijkheid
  • fijnbesnaardheid
  • fijnigheid
  • fijnmazigheid
  • fijnzinnigheid
  • financierbaarheid
  • flauwhartigheid
  • flauwigheid
  • fleurigheid
  • flinkigheid
  • flinterigheid
  • flitsendheid
  • flodderigheid
  • fluweelachtigheid
  • fortuinlijkheid
  • fraaiigheid
  • fransdolheid
  • franstaligheid
  • fraudebestendigheid
  • fraudegevoeligheid
  • frikkerigheid
  • frottigheid
  • fruitigheid
  • galachtigheid
  • galligheid
  • gaperigheid
  • garstigheid
  • gasdichtheid
  • geëigendheid
  • geëmancipeerdheid
  • geëmotioneerdheid
  • geëngageerdheid
  • geëxalteerdheid
  • geïmponeerdheid
  • geïnspireerdheid
  • geïnteresseerdheid
  • geïnvolveerdheid
  • geïrriteerdheid
  • geïsoleerdheid
  • geaccidenteerdheid
  • geacheveerdheid
  • geaffecteerdheid
  • geagiteerdheid
  • geanimeerdheid
  • gearriveerdheid
  • geavanceerdheid
  • gebelgdheid
  • gebeurlijkheid
  • geblokkeerdheid
  • geboeidheid
  • gebogenheid
  • geborneerdheid
  • gebrekkelijkheid
  • gebruikelijkheid
  • gecomprimeerdheid
  • geconcentreerdheid
  • geconditioneerdheid
  • gecrispeerdheid
  • gedateerdheid
  • gedeeldheid
  • gedegenheid
  • gedektheid
  • gedemoraliseerdheid
  • gedeprimeerdheid
  • gedesillusioneerdheid
  • gedesinteresseerdheid
  • gedesoriënteerdheid
  • gedetermineerdheid
  • gedifferentieerdheid
  • gedisciplineerdheid
  • gedistingeerdheid
  • gedragenheid
  • gedrochtelijkheid
  • gedrongenheid
  • geduchtheid
  • geduldigheid
  • gedurfdheid
  • gedurigheid
  • gedweeheid
  • geelheid
  • geestdodendheid
  • gefascineerdheid
  • gefixeerdheid
  • geflatteerdheid
  • geforceerdheid
  • gefrustreerdheid
  • gefundeerdheid
  • gegeneerdheid
  • gegevenheid
  • gegoedheid
  • gehaaidheid
  • gehardheid
  • geheelheid
  • gehoorgestoordheid
  • gehorigheid
  • gehoudenheid
  • geijktheid
  • geiligheid
  • gekendheid
  • gekleurdheid
  • gekruidheid
  • gekwalificeerdheid
  • geladenheid
  • geldgierigheid
  • geleedheid
  • gelijkaardigheid
  • gelijkbenigheid
  • gelijkberechtigdheid
  • gelijkgerechtigdheid
  • gelijkgestemdheid
  • gelijkgezindheid
  • gelijkluidendheid
  • gelijknamigheid
  • gelijkslachtigheid
  • gelijktonigheid
  • gelijkvormigheid
  • gelijkzijdigheid
  • geliktheid
  • geloofbaarheid
  • geluiddichtheid
  • gemêleerdheid
  • gemakzuchtigheid
  • gemaniëreerdheid
  • gemanierdheid
  • gemankeerdheid
  • gemarkeerdheid
  • gemeendheid
  • gemelijkheid
  • gemenigheid
  • gemodereerdheid
  • gemotiveerdheid
  • genadigheid
  • geneeslijkheid
  • geneigdheid
  • generaliseerbaarheid
  • genoeglijkheid
  • genuanceerdheid
  • geobsedeerdheid
  • geoccupeerdheid
  • geoefendheid
  • geoorloofdheid
  • geordendheid
  • georganiseerdheid
  • georiënteerdheid
  • gepassioneerdheid
  • gepastheid
  • gepikeerdheid
  • geposeerdheid
  • gepreoccupeerdheid
  • gepresseerdheid
  • geprononceerdheid
  • geraaktheid
  • geraffineerdheid
  • gerechtvaardigdheid
  • gereformeerdheid
  • geregeldheid
  • gerektheid
  • geremdheid
  • gerenommeerdheid
  • geresigneerdheid
  • gerespecteerdheid
  • geriefelijkheid
  • gerieflijkheid
  • geringheid
  • geringschattendheid
  • geroutineerdheid
  • gerustheid
  • geschakeerdheid
  • geschapenheid
  • gescheidenheid
  • geschiftheid
  • geschondenheid
  • geschooldheid
  • gesetteldheid
  • gesitueerdheid
  • geslaagdheid
  • geslachtelijkheid
  • geslachtsgebondenheid
  • geslachtsrijpheid
  • geslagenheid
  • gesofisticeerdheid
  • gesoigneerdheid
  • gesorteerdheid
  • gespierdheid
  • gestaagheid
  • gestadigheid
  • gestemdheid
  • gestileerdheid
  • gestoordheid
  • gestrestheid
  • gestructureerdheid
  • getaptheid
  • getiktheid
  • getormenteerdheid
  • getraindheid
  • getraptheid
  • getroebleerdheid
  • getroffenheid
  • getrouwheid
  • getruuktheid
  • geurigheid
  • gevaarlijkheid
  • gevangenheid
  • geveinsdheid
  • geverseerdheid
  • gevleidheid
  • gevoeglijkheid
  • gevoelerigheid
  • gevoileerdheid
  • gevorderdheid
  • gevormdheid
  • geweldigheid
  • gewettigdheid
  • gewildheid
  • geworteldheid
  • gewrongenheid
  • gezaghebbendheid
  • gezapigheid
  • gezeglijkheid
  • gezochtheid
  • giftigheid
  • gladdigheid
  • gladharigheid
  • glansrijkheid
  • glanzigheid
  • glibberigheid
  • gluiperigheid
  • glunderheid
  • godegelijkheid
  • godgelijkheid
  • godloosheid
  • godsdienstigheid
  • godvrezendheid
  • godzaligheid
  • goedgebektheid
  • goedgehumeurdheid
  • goedgeluimdheid
  • goedgevigheid
  • goedgezindheid
  • goedigheid
  • goedkoopheid
  • goedlachsheid
  • goedwilligheid
  • gortigheid
  • graaflijkheid
  • grafelijkheid
  • gramstorigheid
  • grazigheid
  • grieperigheid
  • grievendheid
  • griezeligheid
  • grifheid
  • grijpbaarheid
  • grijzigheid
  • groeizaamheid
  • groenigheid
  • groezeligheid
  • grofgebektheid
  • grofmazigheid
  • grofzinnelijkheid
  • grommigheid
  • grondeloosheid
  • gronderigheid
  • grondhorigheid
  • grondwettelijkheid
  • grondwettigheid
  • grootachtbaarheid
  • groothartigheid
  • grootschaligheid
  • grootsigheid
  • grotigheid
  • grovigheid
  • gruwzaamheid
  • guitigheid
  • gulhartigheid
  • gunstigheid
  • haaiigheid
  • haarloosheid
  • haastigheid
  • haatdragendheid
  • hachelijkheid
  • hakbaarheid
  • halfhartigheid
  • handdadigheid
  • handelbaarheid
  • handmatigheid
  • handtammigheid
  • handtastelijkheid
  • handzaamheid
  • hangerigheid
  • hanteerbaarheid
  • happigheid
  • hardhandigheid
  • hardhoofdigheid
  • hardhorigheid
  • hardigheid
  • hardleersheid
  • harkerigheid
  • hartgrondigheid
  • hartigheid
  • hartroerendheid
  • hartstochtelijkheid
  • hartverscheurendheid
  • hebzuchtigheid
  • heetgebakerdheid
  • heetheid
  • heethoofdigheid
  • heiigheid
  • heilloosheid
  • heilzaamheid
  • heimelijkheid
  • helheid
  • helsheid
  • hengstigheid
  • herbenoembaarheid
  • herbergzaamheid
  • herbruikbaarheid
  • herhaalbaarheid
  • herkiesbaarheid
  • hernieuwbaarheid
  • herroepelijkheid
  • herstelbaarheid
  • hervormingsgezindheid
  • hetzerigheid
  • heuglijkheid
  • heuvelachtigheid
  • hijgerigheid
  • hinderlijkheid
  • hitgevoeligheid
  • hitsigheid
  • hittebestendigheid
  • hittevastheid
  • hobbeligheid
  • hoerigheid
  • hofhorigheid
  • hokvastheid
  • holligheid
  • hongerigheid
  • honkvastheid
  • hoofdigheid
  • hoogdrempeligheid
  • hoogdringendheid
  • hooggevoeligheid
  • hoogmoedigheid
  • hoogwaardigheid
  • hoorbaarheid
  • horkerigheid
  • huichelachtigheid
  • huilerigheid
  • huishoudelijkheid
  • huislijkheid
  • huiverigheid
  • huiveringwekkendheid
  • hulpbehoevendheid
  • humeurigheid
  • identificeerbaarheid
  • ielheid
  • ijselijkheid
  • ijzerenheinigheid
  • ijzingwekkendheid
  • ik-heid
  • ikheid
  • illegaalheid
  • immensheid
  • imposantheid
  • inadequaatheid
  • inbaarheid
  • incompleetheid
  • inconsequentheid
  • incorrectheid
  • indeelbaarheid
  • indelicaatheid
  • indringendheid
  • indringerigheid
  • indrukwekkendheid
  • ingebeeldheid
  • ingeborenheid
  • ingekeerdheid
  • ingespannenheid
  • ingesteldheid
  • ingrijpendheid
  • inhalerigheid
  • inhoudelijkheid
  • inkomensafhankelijkheid
  • innerlijkheid
  • inpasbaarheid
  • inschuifbaarheid
  • instelbaarheid
  • integerheid
  • integreerbaarheid
  • intensheid
  • interessantheid
  • interpreteerbaarheid
  • introvertheid
  • invoelbaarheid
  • invorderbaarheid
  • inwendigheid
  • inwisselbaarheid
  • inzichtelijkheid
  • jammerlijkheid
  • jankerigheid
  • jeuïgheid
  • jeukerigheid
  • jichtigheid
  • jongensachtigheid
  • kaalhoofdigheid
  • kalverachtigheid
  • kansrijkheid
  • kantigheid
  • karaktervastheid
  • katholiekheid
  • kattigheid
  • kerkelijkheid
  • kerksgezindheid
  • kerksheid
  • kerkwettigheid
  • keurigheid
  • kienheid
  • kiesbaarheid
  • kiesbevoegdheid
  • kiesgerechtigdheid
  • killigheid
  • kinderveiligheid
  • kindgerichtheid
  • kindveiligheid
  • kindvriendelijkheid
  • kippigheid
  • kitscherigheid
  • kittelachtigheid
  • kitteligheid
  • kittelorigheid
  • kittigheid
  • klagerigheid
  • klakkeloosheid
  • klammigheid
  • klankwettigheid
  • klarigheid
  • klefferigheid
  • kleinhartigheid
  • kleinmoedigheid
  • kleinsteedsheid
  • kleurechtheid
  • kleurenblindheid
  • kleurgevoeligheid
  • kleurigheid
  • kleurrijkheid
  • kleurvastheid
  • kleverigheid
  • klierachtigheid
  • klierigheid
  • kloekhartigheid
  • kloekmoedigheid
  • kloekzinnigheid
  • klopvastheid
  • kluchtigheid
  • klungeligheid
  • klunzerigheid
  • knaphandigheid
  • knapperigheid
  • kneedbaarheid
  • kneuterigheid
  • knieperigheid
  • kniezerigheid
  • knijperigheid
  • knobbeligheid
  • knorrigheid
  • koddigheid
  • koersgevoeligheid
  • koershoudendheid
  • koersvastheid
  • kommerloosheid
  • koningsgezindheid
  • koninklijkheid
  • koortsachtigheid
  • koortsigheid
  • korreligheid
  • korstigheid
  • kortafheid
  • korzeligheid
  • kostelijkheid
  • kostendekkendheid
  • koudbloedigheid
  • kouwelijkheid
  • krakkemikkigheid
  • kramperigheid
  • kranigheid
  • krapheid
  • kregelheid
  • kregeligheid
  • krengerigheid
  • krenterigheid
  • kreterigheid
  • kreukeligheid
  • kreukvastheid
  • kreupelheid
  • kribbigheid
  • kriebeligheid
  • kriegeligheid
  • krielheid
  • krieuweligheid
  • krikkemikkigheid
  • kringerigheid
  • krolsheid
  • kronkeligheid
  • kruimeligheid
  • kruimigheid
  • krukkigheid
  • krullerigheid
  • kunstigheid
  • kunstmatigheid
  • kwaadsappigheid
  • kwaadsprekendheid
  • kwaaiigheid
  • kwakkeligheid
  • kwalijkheid
  • kwantificeerbaarheid
  • kwasterigheid
  • kwastigheid
  • kwezelachtigheid
  • kwiekheid
  • kwikachtigheid
  • kwistigheid
  • laadgereedheid
  • laag-bij-de-grondsheid
  • laagdrempeligheid
  • laaggeschooldheid
  • laaghartigheid
  • laakbaarheid
  • labbekakkerigheid
  • lacherigheid
  • lammigheid
  • lamsteligheid
  • lamzaligheid
  • landelijkheid
  • langdradigheid
  • langdurigheid
  • langgerektheid
  • langharigheid
  • langheid
  • langhoofdigheid
  • langschedeligheid
  • langstlevendheid
  • langwerpigheid
  • langzaamheid
  • lasterlijkheid
  • lastigheid
  • lauwhartigheid
  • lawaaierigheid
  • lawaaiigheid
  • lebberigheid
  • leeghoofdigheid
  • leerachtigheid
  • leerstelligheid
  • leerzaamheid
  • lekdichtheid
  • lekkerheid
  • lepigheid
  • letterlijkheid
  • leukigheid
  • leutigheid
  • levensblijheid
  • levensnoodzakelijkheid
  • levensvolheid
  • levensvreemdheid
  • levenswaarheid
  • leverbaarheid
  • lichamelijkheid
  • lichtdoorlatendheid
  • lichtechtheid
  • lichtgelovigheid
  • lichtgevoeligheid
  • lichtschuwheid
  • liefderijkheid
  • liefelijkheid
  • lieflijkheid
  • lievigheid
  • lijfelijkheid
  • lijgierigheid
  • lijmerigheid
  • lijvigheid
  • lijzigheid
  • linkheid
  • linksbenigheid
  • linkshandigheid
  • linksigheid
  • lobbesachtigheid
  • lodderigheid
  • loefgierigheid
  • loensheid
  • loffelijkheid
  • lofwaardigheid
  • lolligheid
  • lommerrijkheid
  • lompigheid
  • loogvastheid
  • loonafhankelijkheid
  • losbolligheid
  • losgelegenheid
  • loslippigheid
  • lossigheid
  • loszinnigheid
  • lotsverbondenheid
  • loucheheid
  • louterheid
  • luchtdichtheid
  • luchtdoorlatendheid
  • luchthartigheid
  • luchtledigheid
  • luguberheid
  • luidruchtigheid
  • luimigheid
  • lulligheid
  • lummelachtigheid
  • lustdodendheid
  • luttelheid
  • maanblindheid
  • maatgevendheid
  • maatvastheid
  • macaberheid
  • machinegebondenheid
  • machtigheid
  • mafheid
  • magistratelijkheid
  • makkelijkheid
  • malloterigheid
  • mallotigheid
  • maltentigheid
  • manbaarheid
  • mankheid
  • manlijkheid
  • manmoedigheid
  • manoeuvreerbaarheid
  • massiefheid
  • medeaansprakelijkheid
  • mededogendheid
  • meedogendheid
  • meeneembaarheid
  • meercelligheid
  • meerduidigheid
  • meerhoofdigheid
  • meerjarigheid
  • meerledigheid
  • meerslachtigheid
  • meersporigheid
  • meervoudigheid
  • meeslependheid
  • meesterachtigheid
  • meetbaarheid
  • meinedigheid
  • meisjesachtigheid
  • melkrijpheid
  • melodieusheid
  • mengbaarheid
  • menigvuldigheid
  • mensvriendelijkheid
  • menswaardigheid
  • merkbaarheid
  • merkwaardigheid
  • middellijkheid
  • miersheid
  • miersigheid
  • miezerigheid
  • milddadigheid
  • milieuonvriendelijkheid
  • milieuveiligheid
  • milieuvriendelijkheid
  • minderjarigheid
  • minlijkheid
  • minnelijkheid
  • misdeeldheid
  • mismaaktheid
  • misnoegdheid
  • misplaatstheid
  • misvormdheid
  • modderigheid
  • modegevoeligheid
  • modieusheid
  • modificeerbaarheid
  • moederlijkheid
  • moedwilligheid
  • moeizaamheid
  • moerassigheid
  • mondigheid
  • monsterachtigheid
  • monsterlijkheid
  • moorddadigheid
  • moppigheid
  • morsigheid
  • motechtheid
  • mottigheid
  • muffigheid
  • mulheid
  • mulligheid
  • naïefheid
  • naarstigheid
  • nadeligheid
  • nadenkendheid
  • nameloosheid
  • narrigheid
  • natuurgetrouwheid
  • natuurzuiverheid
  • nauwlettendheid
  • nauwnemendheid
  • navrantheid
  • nerveusheid
  • nerveuzigheid
  • nesterigheid
  • nestigheid
  • neteligheid
  • nettigheid
  • neuswijsheid
  • neuswijzigheid
  • nevelachtigheid
  • neveligheid
  • nichterigheid
  • nietszeggendheid
  • nieuwerwetsheid
  • nijdigheid
  • nikserigheid
  • nodeloosheid
  • nodigheid
  • noestheid
  • noodlottigheid
  • noodwendigheid
  • normaalheid
  • nuffigheid
  • objectgeoriënteerdheid
  • objectiveerbaarheid
  • obstinaatheid
  • octrooieerbaarheid
  • ogenschijnlijkheid
  • olieachtigheid
  • omkeerbaarheid
  • omkoopbaarheid
  • ommelandsheid
  • omslachtigheid
  • omvangrijkheid
  • omvattendheid
  • omwentelingsgezindheid
  • omwisselbaarheid
  • onaangepastheid
  • onaannemelijkheid
  • onaanraakbaarheid
  • onaanvaardbaarheid
  • onaanvechtbaarheid
  • onaardigheid
  • onafgebrokenheid
  • onafkoopbaarheid
  • onaflosbaarheid
  • onafscheidbaarheid
  • onafscheidelijkheid
  • onafzienbaarheid
  • onappetijtelijkheid
  • onbarmhartigheid
  • onbeantwoordbaarheid
  • onbedaarlijkheid
  • onbedachtheid
  • onbedrevenheid
  • onbedwingbaarheid
  • onbegaanbaarheid
  • onbegrepenheid
  • onbehandelbaarheid
  • onbeheersbaarheid
  • onbeheerstheid
  • onbehendigheid
  • onbehoedzaamheid
  • onbehoorlijkheid
  • onbekooktheid
  • onbekrompenheid
  • onbelastbaarheid
  • onbelemmerdheid
  • onbelezenheid
  • onbemiddelbaarheid
  • onbemiddeldheid
  • onbenoembaarheid
  • onbepaaldheid
  • onbeperktheid
  • onberadenheid
  • onberedeneerbaarheid
  • onberedeneerdheid
  • onbereidheid
  • onberekenbaarheid
  • onberijdbaarheid
  • onberispelijkheid
  • onberoerdheid
  • onbeschaafdheid
  • onbescheidenheid
  • onbeschikbaarheid
  • onbeschrijfbaarheid
  • onbeschrijfelijkheid
  • onbeschroomdheid
  • onbeslistheid
  • onbesnedenheid
  • onbespeelbaarheid
  • onbespreekbaarheid
  • onbesprokenheid
  • onbestaanbaarheid
  • onbestelbaarheid
  • onbestemdheid
  • onbestuurbaarheid
  • onbesuisdheid
  • onbetaalbaarheid
  • onbetrokkenheid
  • onbetwijfelbaarheid
  • onbetwistbaarheid
  • onbetwistheid
  • onbevaarbaarheid
  • onbevlektheid
  • onbevooroordeeldheid
  • onbevreesdheid
  • onbeweegbaarheid
  • onbewoonbaarheid
  • onbezoedeldheid
  • onbezwaardheid
  • onbillijkheid
  • onboetvaardigheid
  • onbrandbaarheid
  • onbreekbaarheid
  • onbruikbaarheid
  • onbuigbaarheid
  • onbuigzaamheid
  • onchristelijkheid
  • oncontroleerbaarheid
  • ondefinieerbaarheid
  • ondenkbaarheid
  • onderbewustheid
  • onderhevigheid
  • onderhorigheid
  • onderhoudendheid
  • onderkoeldheid
  • onderlegdheid
  • ondermaatsheid
  • onderscheidenheid
  • ondeskundigheid
  • ondiepheid
  • ondoelmatigheid
  • ondoeltreffendheid
  • ondoenlijkheid
  • ondoordachtheid
  • onduldbaarheid
  • onedelmoedigheid
  • oneensheid
  • oneerbaarheid
  • oneerbiedigheid
  • oneerlijkheid
  • oneetbaarheid
  • oneigenlijkheid
  • onevenheid
  • onevenredigheid
  • onexactheid
  • onfatsoenlijkheid
  • onfortuinlijkheid
  • onfrisheid
  • ongansheid
  • ongastvrijheid
  • ongeëvenaardheid
  • ongeïnteresseerdheid
  • ongebondenheid
  • ongebrokenheid
  • ongebruikelijkheid
  • ongecompliceerdheid
  • ongeconcentreerdheid
  • ongecontroleerdheid
  • ongedeeldheid
  • ongedefinieerdheid
  • ongedisciplineerdheid
  • ongefundeerdheid
  • ongehoordheid
  • ongelaagdheid
  • ongeldigheid
  • ongelegenheid
  • ongelijkmatigheid
  • ongelijkslachtigheid
  • ongelijksoortigheid
  • ongelijkvloersheid
  • ongelijkvormigheid
  • ongeliktheid
  • ongelofelijkheid
  • ongelukkigheid
  • ongemeendheid
  • ongemeenheid
  • ongemotiveerdheid
  • ongeneeslijkheid
  • ongenegenheid
  • ongeneigdheid
  • ongeneselijkheid
  • ongenietbaarheid
  • ongenoeglijkheid
  • ongenoegzaamheid
  • ongenuanceerdheid
  • ongeoefendheid
  • ongeoorloofdheid
  • ongeordendheid
  • ongerechtvaardigdheid
  • ongeremdheid
  • ongerichtheid
  • ongeriefelijkheid
  • ongerieflijkheid
  • ongeschoeidheid
  • ongeschondenheid
  • ongeschooldheid
  • ongeslachtelijkheid
  • ongestadigheid
  • ongestoordheid
  • ongestructureerdheid
  • ongevalligheid
  • ongewoonheid
  • ongezeglijkheid
  • ongezelligheid
  • ongezochtheid
  • ongezondheid
  • ongezoutenheid
  • ongodsdienstigheid
  • ongrijpbaarheid
  • ongrondwettelijkheid
  • ongrondwettigheid
  • ongunstigheid
  • onguurheid
  • onhaalbaarheid
  • onhandelbaarheid
  • onhanteerbaarheid
  • onhartelijkheid
  • onheiligheid
  • onhelderheid
  • onherbergzaamheid
  • onherhaalbaarheid
  • onherkenbaarheid
  • onherleidbaarheid
  • onherstelbaarheid
  • onheusheid
  • onhoffelijkheid
  • onhoorbaarheid
  • onhuiselijkheid
  • onhuislijkheid
  • onkenbaarheid
  • onkerkelijkheid
  • onkerksheid
  • onkiesheid
  • onklaarheid
  • onklopbaarheid
  • onkundigheid
  • onkwetsbaarheid
  • onleefbaarheid
  • onleesbaarheid
  • onlichamelijkheid
  • onloochenbaarheid
  • onlosmakelijkheid
  • onmaatschappelijkheid
  • onmanlijkheid
  • onmannelijkheid
  • onmeedogendheid
  • onmeetbaarheid
  • onmetelijkheid
  • onmiddellijkheid
  • onmiskenbaarheid
  • onmondigheid
  • onnadrukkelijkheid
  • onnaspeurbaarheid
  • onnaspeurlijkheid
  • onnavolgbaarheid
  • onneembaarheid
  • onnoembaarheid
  • onnoemelijkheid
  • onnuttigheid
  • onomkoopbaarheid
  • onomstotelijkheid
  • onomwondenheid
  • onontbeerlijkheid
  • onontbindbaarheid
  • onontvankelijkheid
  • onooglijkheid
  • onoorbaarheid
  • onopeisbaarheid
  • onopmerkzaamheid
  • onopzettelijkheid
  • onordelijkheid
  • onoverbrugbaarheid
  • onoverdraagbaarheid
  • onovereenkomstigheid
  • onovergankelijkheid
  • onoverkomelijkheid
  • onovertrefbaarheid
  • onoverwinbaarheid
  • onoverwinlijkheid
  • onpeilbaarheid
  • onpersoonlijkheid
  • onplezierigheid
  • onrechtmatigheid
  • onrechtzinnigheid
  • onregeerbaarheid
  • onrijpheid
  • onrustbarendheid
  • onrustigheid
  • onsamenhangendheid
  • onschadelijkheid
  • onscheidbaarheid
  • onschuldigheid
  • onsmakelijkheid
  • onsplitsbaarheid
  • onstandvastigheid
  • onsterflijkheid
  • onstichtelijkheid
  • onstoffelijkheid
  • onstuitbaarheid
  • ontaardheid
  • ontastbaarheid
  • ontbindbaarheid
  • ontdaanheid
  • ontegensprekelijkheid
  • ontelbaarheid
  • ontembaarheid
  • onterechtheid
  • onthechtheid
  • onthutstheid
  • ontijdigheid
  • ontkleedheid
  • ontoegeeflijkheid
  • ontoelaatbaarheid
  • ontoerekenbaarheid
  • ontoeschietelijkheid
  • ontoonbaarheid
  • ontplofbaarheid
  • ontroostbaarheid
  • ontrouwheid
  • ontrouwigheid
  • ontsteldheid
  • ontstellendheid
  • ontuchtigheid
  • ontvlambaarheid
  • ontwijfelbaarheid
  • ontworteldheid
  • ontzagwekkendheid
  • onuitputtelijkheid
  • onuitroeibaarheid
  • onuitspreekbaarheid
  • onuitsprekelijkheid
  • onuitstaanbaarheid
  • onuitvoerbaarheid
  • onuitwisbaarheid
  • onvastheid
  • onvatbaarheid
  • onveranderbaarheid
  • onverbeterlijkheid
  • onverbreekbaarheid
  • onverbrekelijkheid
  • onverbuigbaarheid
  • onverdedigbaarheid
  • onverdeeldheid
  • onverdorvenheid
  • onverdraaglijkheid
  • onverdrotenheid
  • onvergeeflijkheid
  • onvergelijkbaarheid
  • onvergelijkelijkheid
  • onvergetelijkheid
  • onverhoedsheid
  • onverhuurbaarheid
  • onverkiesbaarheid
  • onverklaarbaarheid
  • onverkleinbaarheid
  • onverkwikkelijkheid
  • onvermoeibaarheid
  • onvermoeidheid
  • onvermurwbaarheid
  • onversaagdheid
  • onverslaanbaarheid
  • onverslijtbaarheid
  • onverstaanbaarheid
  • onverstandigheid
  • onvertaalbaarheid
  • onverteerbaarheid
  • onvervaardheid
  • onvervalstheid
  • onvervangbaarheid
  • onvervreemdbaarheid
  • onvervulbaarheid
  • onvervuldheid
  • onverwijldheid
  • onverwinbaarheid
  • onverwinlijkheid
  • onverwinnelijkheid
  • onverzadelijkheid
  • onverzadigdheid
  • onverzekerbaarheid
  • onverzorgdheid
  • onvindbaarheid
  • onvoeglijkheid
  • onvoegzaamheid
  • onvoldragenheid
  • onvolgroeidheid
  • onvolledigheid
  • onvolprezenheid
  • onvoltooidheid
  • onvolwaardigheid
  • onvoorbedachtheid
  • onvoordeligheid
  • onvoorstelbaarheid
  • onvoorzienbaarheid
  • onvriendelijkheid
  • onvrijwilligheid
  • onvrouwelijkheid
  • onwaarneembaarheid
  • onwankelbaarheid
  • onweerbaarheid
  • onwelgevalligheid
  • onwellevendheid
  • onwelluidendheid
  • onwelvoeglijkheid
  • onwenselijkheid
  • onwerkbaarheid
  • onwetenschappelijkheid
  • onwetmatigheid
  • onwettelijkheid
  • onwettigheid
  • onwezenlijkheid
  • onwijsheid
  • onwillekeurigheid
  • onwraakbaarheid
  • onzakelijkheid
  • onzaligheid
  • onzedelijkheid
  • onzedigheid
  • onzeewaardigheid
  • onzegbaarheid
  • onzelfstandigheid
  • onzelfzuchtigheid
  • onzienlijkheid
  • onzijdigheid
  • onzindelijkheid
  • onzinkbaarheid
  • ooglijkheid
  • oogverblindendheid
  • oorbaarheid
  • oordeelkundigheid
  • oorlogsgezindheid
  • oorlogzuchtigheid
  • oorstrelendheid
  • ootmoedigheid
  • opeengepaktheid
  • opeisbaarheid
  • openlijkheid
  • opgeblazenheid
  • opgefoktheid
  • opgelatenheid
  • opgeruimdheid
  • opgeschroefdheid
  • opgeslotenheid
  • opgezetheid
  • oplaadbaarheid
  • oplopendheid
  • opmerkelijkheid
  • opmerkzaamheid
  • opneembaarheid
  • oppassendheid
  • oprolbaarheid
  • opschepperigheid
  • opvallendheid
  • opvoedbaarheid
  • opvouwbaarheid
  • opvraagbaarheid
  • opwekkendheid
  • opwindendheid
  • opzegbaarheid
  • opzichtigheid
  • ordelievendheid
  • ordentelijkheid
  • ordinairheid
  • ouderloosheid
  • ouderwetsheid
  • ouwelijkheid
  • overbekendheid
  • overbeleefdheid
  • overbeschaafdheid
  • overbezorgdheid
  • overbodigheid
  • overdraagbaarheid
  • overdrachtelijkheid
  • overdragenheid
  • overdrevenheid
  • overeenkomstigheid
  • overerfelijkheid
  • overgankelijkheid
  • overgedienstigheid
  • overhaastheid
  • overijverigheid
  • overjarigheid
  • overkomelijkheid
  • overladenheid
  • overmatigheid
  • overmoedigheid
  • overrijpheid
  • overspeligheid
  • overtalligheid
  • overtolligheid
  • overtraindheid
  • overtrokkenheid
  • overtuigdheid
  • overtuigendheid
  • oververzadigdheid
  • overvloedigheid
  • overvolheid
  • overwerktheid
  • overzichtelijkheid
  • paapsgezindheid
  • paniekachtigheid
  • paniekbestendigheid
  • paniekerigheid
  • papperigheid
  • pappigheid
  • paradijselijkheid
  • parmantheid
  • parmantigheid
  • passendheid
  • passiefheid
  • patserigheid
  • peilloosheid
  • perkeloosheid
  • perplexheid
  • persbaarheid
  • pesterigheid
  • petieterigheid
  • peuterigheid
  • pezigheid
  • pienterheid
  • pieperigheid
  • pietepeuterigheid
  • pieterigheid
  • pietluttigheid
  • pijngevoeligheid
  • pijnlijkheid
  • pijnloosheid
  • pikantheid
  • pikkerigheid
  • pinnigheid
  • pipsheid
  • pittigheid
  • pittoreskheid
  • plaatselijkheid
  • plagerigheid
  • plakkerigheid
  • planmatigheid
  • plezantheid
  • plezierigheid
  • plichtmatigheid
  • plichtsgetrouwheid
  • ploerterigheid
  • ploertigheid
  • plooibaarheid
  • plooivastheid
  • poenerigheid
  • poezelheid
  • poezeligheid
  • pokdaligheid
  • pompeusheid
  • popperigheid
  • poppigheid
  • potigheid
  • potsierlijkheid
  • prachtigheid
  • preciesheid
  • precieusheid
  • prekerigheid
  • pretentieusheid
  • priegeligheid
  • prijsbewustheid
  • prijsgevoeligheid
  • prijshoudendheid
  • prijzenswaardigheid
  • prijzigheid
  • prilheid
  • probaatheid
  • probleemloosheid
  • proefondervindelijkheid
  • profaanheid
  • profijtelijkheid
  • programmeerbaarheid
  • pronkerigheid
  • prontheid
  • protserigheid
  • pruilerigheid
  • prullerigheid
  • prulligheid
  • publieksgerichtheid
  • puikheid
  • puisterigheid
  • puistigheid
  • pukkeligheid
  • punteneurigheid
  • puntigheid
  • rücksichtslosheid
  • raadzaamheid
  • raarheid
  • rafeligheid
  • rampzaligheid
  • randerigheid
  • randkerkelijkheid
  • ransheid
  • ranzigheid
  • rappigheid
  • raszuiverheid
  • rauwigheid
  • realiseerbaarheid
  • rebelsheid
  • recentheid
  • rechtbenigheid
  • rechtevenredigheid
  • rechtgeaardheid
  • rechtgelovigheid
  • rechthoekigheid
  • rechtkantigheid
  • rechtsbekwaamheid
  • rechtsbenigheid
  • rechtsbevoegdheid
  • rechtshandigheid
  • rechtsstatelijkheid
  • rechtstreeksheid
  • redderigheid
  • rederijkheid
  • regeerbaarheid
  • regelbaarheid
  • regenachtigheid
  • regeringloosheid
  • regiogebondenheid
  • registreerbaarheid
  • reinigbaarheid
  • reinigheid
  • rekenplichtigheid
  • relaxedheid
  • rellerigheid
  • renteloosheid
  • reproduceerbaarheid
  • resoluutheid
  • resultaatgerichtheid
  • reukloosheid
  • reusachtigheid
  • ribbeligheid
  • richtigheid
  • riddermatigheid
  • rietigheid
  • rijkelijkheid
  • rijwaardigheid
  • rijzigheid
  • rillerigheid
  • rimpeligheid
  • rimpelloosheid
  • rinsheid
  • ritsigheid
  • robuustheid
  • roemrijkheid
  • roemruchtheid
  • roemruchtigheid
  • roerbaarheid
  • roerigheid
  • roestigheid
  • roetachtigheid
  • roezigheid
  • rokerigheid
  • rolvastheid
  • romigheid
  • rommeligheid
  • rondachtigheid
  • rondborstigheid
  • rondigheid
  • roodbreukigheid
  • roodharigheid
  • roodstammigheid
  • roofgierigheid
  • rooiigheid
  • roomsgezindheid
  • roomsheid
  • roomwitheid
  • roosachtigheid
  • rooskleurigheid
  • rossigheid
  • rotsachtigheid
  • rotsigheid
  • routinematigheid
  • rouwigheid
  • rouwmoedigheid
  • royaalheid
  • rozigheid
  • ruimheid
  • ruiterlijkheid
  • ruitvormigheid
  • ruizigheid
  • rumoerigheid
  • runderachtigheid
  • rustgevendheid
  • rustigheid
  • ruwigheid
  • samendrukbaarheid
  • samengerechtigdheid
  • samengesteldheid
  • samenhangendheid
  • sappigheid
  • schaakblindheid
  • schaalbaarheid
  • schaamachtigheid
  • schaapachtigheid
  • schaarsheid
  • schadeloosheid
  • schadeplichtigheid
  • schaduwloosheid
  • schalksheid
  • schamelheid
  • schandelijkheid
  • schappelijkheid
  • schatplichtigheid
  • schattigheid
  • scheelheid
  • scheelogigheid
  • scheidbaarheid
  • schelmachtigheid
  • schelmsheid
  • schemerachtigheid
  • schemerigheid
  • schetsmatigheid
  • scheutigheid
  • schichtigheid
  • schielijkheid
  • schijnbaarheid
  • schijnheiligheid
  • schijterigheid
  • schikkelijkheid
  • schilferachtigheid
  • schilferigheid
  • schimmeligheid
  • schimmigheid
  • schofterigheid
  • schokkerigheid
  • schokvastheid
  • schonkigheid
  • schoolmeesterachtigheid
  • schoolmoeheid
  • schoolrijpheid
  • schoolsheid
  • schoonmoederlijkheid
  • schotvaardigheid
  • schotvastheid
  • schraalheid
  • schraapachtigheid
  • schraperigheid
  • schreeuwerigheid
  • schrielheid
  • schriftelijkheid
  • schrijnendheid
  • schrikachtigheid
  • schrikkelijkheid
  • schrikkerigheid
  • schrikwekkendheid
  • schrilheid
  • schrokkerigheid
  • schuinheid
  • schuinsheid
  • schuldigheid
  • schuldloosheid
  • schuldplichtigheid
  • schurftheid
  • schurftigheid
  • schurkachtigheid
  • schutterigheid
  • scrupuleusheid
  • seksloosheid
  • serieusheid
  • servicegerichtheid
  • sfeerloosheid
  • sfinxachtigheid
  • sikkeneurigheid
  • sjofelheid
  • slaapdronkenheid
  • slagvastheid
  • slaphartigheid
  • slappigheid
  • slechtgehumeurdheid
  • slechtgemanierdheid
  • slechthorendheid
  • slechtigheid
  • slechtziendheid
  • sleetsheid
  • sleeuwheid
  • sleeuwigheid
  • slempigheid
  • sletterigheid
  • slibberigheid
  • slijkerigheid
  • slijmachtigheid
  • slijmerigheid
  • slijmigheid
  • slijtvastheid
  • slobberigheid
  • slodderigheid
  • sloffigheid
  • slonzigheid
  • sluikharigheid
  • sluikheid
  • slungeligheid
  • sluwigheid
  • smaadheid
  • smaakloosheid
  • smadelijkheid
  • smakelijkheid
  • smalligheid
  • smartelijkheid
  • smedigheid
  • smeedbaarheid
  • smeerbaarheid
  • smeltbaarheid
  • smeuïgheid
  • smijdigheid
  • smokerigheid
  • snaaksheid
  • snakerigheid
  • snarigheid
  • snauwerigheid
  • snedigheid
  • sneeuwzekerheid
  • snelligheid
  • snibbigheid
  • snijdbaarheid
  • snoepachtigheid
  • snoeperigheid
  • snoezigheid
  • snotterigheid
  • snuggerheid
  • soeperigheid
  • soezerigheid
  • soezigheid
  • soliedheid
  • soortechtheid
  • soortelijkheid
  • sopperigheid
  • soppigheid
  • spakerigheid
  • spanningsafhankelijkheid
  • speelbaarheid
  • speelgerechtigdheid
  • speelsigheid
  • spekkigheid
  • spichtigheid
  • spijtigheid
  • splijtbaarheid
  • splitsbaarheid
  • spoedeisendheid
  • sponsachtigheid
  • spontaanheid
  • sponzigheid
  • spookachtigheid
  • spotachtigheid
  • spraakmakendheid
  • spreekwoordelijkheid
  • springerigheid
  • sproetigheid
  • sprookjesachtigheid
  • staartlastigheid
  • staatloosheid
  • stadigheid
  • stadsigheid
  • standvastheid
  • stapelbaarheid
  • statelijkheid
  • stedelijkheid
  • steedsheid
  • steegheid
  • steekhoudendheid
  • steelsheid
  • steenachtigheid
  • steilorigheid
  • stekelachtigheid
  • stembevoegdheid
  • stemgerechtigdheid
  • stemhebbendheid
  • stemloosheid
  • stemvastheid
  • sterflijkheid
  • sterkheid
  • stichtelijkheid
  • stiefmoederlijkheid
  • stijfburgerlijkheid
  • stijfhoofdigheid
  • stijfkoppigheid
  • stijvigheid
  • stikziendheid
  • stilligheid
  • stilzwijgendheid
  • stoelvastheid
  • stoethaspeligheid
  • stofdichtheid
  • stoffelijkheid
  • stofferigheid
  • stoffigheid
  • stokkerigheid
  • stolbaarheid
  • stommigheid
  • stomverbaasdheid
  • stootsheid
  • stootvastheid
  • stoppeligheid
  • storingsgevoeligheid
  • stormachtigheid
  • stormvastheid
  • stotigheid
  • stoutigheid
  • stoutmoedigheid
  • strafbaarheid
  • straffigheid
  • strafwaardigheid
  • strammigheid
  • streperigheid
  • stressbestendigheid
  • strijdbaarheid
  • strijdigheid
  • strijdlustigheid
  • strijdvaardigheid
  • striktheid
  • stroperigheid
  • struisheid
  • studeerbaarheid
  • stuitendheid
  • stumperigheid
  • stunteligheid
  • stuurbaarheid
  • stuurlastigheid
  • stuursheid
  • stuurvastheid
  • subliemheid
  • sufferigheid
  • suikerzoetheid
  • sukkeligheid
  • sulligheid
  • summierheid
  • systeemloosheid
  • taaiigheid
  • talloosheid
  • talmachtigheid
  • tandeloosheid
  • tanigheid
  • teergevoeligheid
  • teerhartigheid
  • tegendraadsheid
  • tegengesteldheid
  • tekenachtigheid
  • tekstgetrouwheid
  • tekstvastheid
  • telbaarheid
  • temerigheid
  • tengerheid
  • terechtheid
  • terloopsheid
  • terneergeslagenheid
  • terughoudenheid
  • terugroepbaarheid
  • terugvindbaarheid
  • testbaarheid
  • tetsheid
  • tetsigheid
  • tetterigheid
  • tettigheid
  • teuterigheid
  • tierigheid
  • tijdelijkheid
  • tijdigheid
  • tijdrovendheid
  • tijdsafhankelijkheid
  • tilbaarheid
  • tobberigheid
  • tochtdichtheid
  • toegedaanheid
  • toegefelijkheid
  • toegenegenheid
  • toegevendheid
  • toegewijdheid
  • toekomstgerichtheid
  • toelaatbaarheid
  • toepasselijkheid
  • toepassingsgerichtheid
  • toereikendheid
  • toerekenbaarheid
  • toeschietelijkheid
  • toetsbaarheid
  • toewijsbaarheid
  • tofheid
  • tolvrijheid
  • toneelmatigheid
  • toonaangevendheid
  • toonbaarheid
  • toonloosheid
  • toonvastheid
  • toornigheid
  • toverachtigheid
  • traanachtigheid
  • traceerbaarheid
  • treffelijkheid
  • treffendheid
  • treiterigheid
  • trendgevoeligheid
  • trendmatigheid
  • treuzelachtigheid
  • triestigheid
  • trillerigheid
  • triomfantelijkheid
  • troebelheid
  • trouwhartigheid
  • trulligheid
  • tuchtloosheid
  • tutterigheid
  • tuttigheid
  • tweeledigheid
  • tweeslachtigheid
  • tweestemmigheid
  • tweetonigheid
  • tweevoudigheid
  • tweewaardigheid
  • tweezijdigheid
  • twijfelachtigheid
  • twijfelmoedigheid
  • uitbreidbaarheid
  • uitdrukkingsloosheid
  • uitgebalanceerdheid
  • uitgekiendheid
  • uitgekooktheid
  • uitgelezenheid
  • uitgeputheid
  • uitgeslapenheid
  • uitgesprokenheid
  • uitgestorvenheid
  • uitgeteerdheid
  • uitheemsigheid
  • uitlandigheid
  • uitneembaarheid
  • uitsluitendheid
  • uitstedigheid
  • uittrekbaarheid
  • uitverkorenheid
  • uitzetbaarheid
  • universeelheid
  • vaatsheid
  • vaderlandsgezindheid
  • vaderlandslievendheid
  • vaderloosheid
  • vakgerichtheid
  • valshartigheid
  • valsigheid
  • veegheid
  • veelbelovendheid
  • veelduidigheid
  • veeleisendheid
  • veelomvattendheid
  • veelsoortigheid
  • veelstemmigheid
  • veeltaligheid
  • veelvoudigheid
  • veerkrachtigheid
  • veldafhankelijkheid
  • veldonafhankelijkheid
  • verafgelegenheid
  • veranderbaarheid
  • veranderingsgezindheid
  • verbaasdheid
  • verbindbaarheid
  • verbluffendheid
  • verbluftheid
  • verbodenheid
  • verbrandheid
  • verbreidheid
  • verbruikbaarheid
  • verbuigbaarheid
  • verdedigbaarheid
  • verdoofdheid
  • verdraagbaarheid
  • verdraaglijkheid
  • verdraaidheid
  • verdragsgerechtigdheid
  • verdrietelijkheid
  • verdwaasdheid
  • verfoeilijkheid
  • vergeeflijkheid
  • vergefelijkheid
  • vergelijkbaarheid
  • vergenoegdheid
  • vergetenheid
  • vergevorderdheid
  • vergezochtheid
  • vergiftigheid
  • vergramdheid
  • verhaalbaarheid
  • verhandelbaarheid
  • verhardheid
  • verhitheid
  • verholenheid
  • verhuurbaarheid
  • verifieerbaarheid
  • verkaptheid
  • verkiesbaarheid
  • verkieselijkheid
  • verkieslijkheid
  • verklaarbaarheid
  • verkleefdheid
  • verkleumdheid
  • verkniptheid
  • verknooptheid
  • verkoopbaarheid
  • verkrijgbaarheid
  • verkwikkelijkheid
  • verlamdheid
  • verleidelijkheid
  • verlekkerdheid
  • verlengbaarheid
  • verleptheid
  • verlichtheid
  • verlokkelijkheid
  • verminktheid
  • vermogendheid
  • vernietigbaarheid
  • vernieuwingsgezindheid
  • vernuftigheid
  • verontwaardigdheid
  • verplaatsbaarheid
  • verraderlijkheid
  • verrastheid
  • verregaandheid
  • verreikendheid
  • verrijdbaarheid
  • verrotheid
  • verrukkelijkheid
  • versaagdheid
  • verscheurdheid
  • verschoonbaarheid
  • verschrikkelijkheid
  • verschuldigdheid
  • versletenheid
  • verslingerdheid
  • versmaadheid
  • verstandelijkheid
  • verstandigheid
  • versteendheid
  • verstelbaarheid
  • versteldheid
  • verstoktheid
  • verstolenheid
  • verstoptheid
  • verteerbaarheid
  • vertrouwenwekkendheid
  • vertwijfeldheid
  • vervaardheid
  • vervaarlijkheid
  • vervallenheid
  • vervangbaarheid
  • verveeldheid
  • vervelendheid
  • vervoegbaarheid
  • vervoerbaarheid
  • vervolgbaarheid
  • vervormbaarheid
  • vervreemdbaarheid
  • vervreemdheid
  • vervuildheid
  • verwaarloosbaarheid
  • verwatenheid
  • verweerdheid
  • verwerkbaarheid
  • verwerpelijkheid
  • verwezenheid
  • verwijderdheid
  • verwijfdheid
  • verwilderdheid
  • verwisselbaarheid
  • verwonderlijkheid
  • verworpenheid
  • verzadigdheid
  • verzaligdheid
  • verzekerbaarheid
  • verzekerdheid
  • verzoeningsgezindheid
  • verzoenlijkheid
  • verzorgdheid
  • verzotheid
  • verzuildheid
  • vetlijvigheid
  • vettigheid
  • vezelachtigheid
  • vezeligheid
  • viltigheid
  • vindbaarheid
  • vinnigheid
  • visrijkheid
  • vitterigheid
  • vlakkerigheid
  • vlassigheid
  • vlegelachtigheid
  • vleierigheid
  • vlekkerigheid
  • vlekkigheid
  • vlerkachtigheid
  • vleselijkheid
  • vlezigheid
  • vliesachtigheid
  • vliezigheid
  • vlijtigheid
  • vloeibaarheid
  • vloeiendheid
  • vlokkigheid
  • voddigheid
  • voedzaamheid
  • voeglijkheid
  • voegzaamheid
  • voelbaarheid
  • volbloedigheid
  • voldoendheid
  • voldongenheid
  • voldragenheid
  • volgroeidheid
  • volhardendheid
  • volkomenheid
  • volkrijkheid
  • volksheid
  • volmaakbaarheid
  • volslagenheid
  • volstrektheid
  • voltalligheid
  • voltooidheid
  • voluptueusheid
  • volwaardigheid
  • voorbarigheid
  • voorbedachtheid
  • voorbeeldigheid
  • voorbijheid
  • voordeligheid
  • voorkeurloosheid
  • voorlijkheid
  • voorlopigheid
  • voorradigheid
  • voorspoedigheid
  • voorstelbaarheid
  • voortvluchtigheid
  • vooruitziendheid
  • voorwaardelijkheid
  • voorwetendheid
  • voorzienbaarheid
  • vormvastheid
  • vorstelijkheid
  • vredigheid
  • vreedzaamheid
  • vreemdigheid
  • vreemdsoortigheid
  • vreeslijkheid
  • vrekachtigheid
  • vrekkigheid
  • vreselijkheid
  • vrijgevochtenheid
  • vrijheidlievendheid
  • vrijheidsgezindheid
  • vrijigheid
  • vrijmachtigheid
  • vroedheid
  • vroegrijpheid
  • vroegtijdigheid
  • vromigheid
  • vrouwonvriendelijkheid
  • vrouwvijandigheid
  • vrouwvriendelijkheid
  • vuigheid
  • vuilaardigheid
  • vuurbestendigheid
  • vuurgevaarlijkheid
  • vuurvastheid
  • waaierigheid
  • waaksheid
  • waardevrijheid
  • wakheid
  • walglijkheid
  • wandstandigheid
  • wanhopigheid
  • wanluidendheid
  • wanschapenheid
  • wansmakelijkheid
  • wanstaltigheid
  • wanvoeglijkheid
  • warmhartigheid
  • warmtebestendigheid
  • warrigheid
  • wasbaarheid
  • wasechtheid
  • waterachtigheid
  • waterechtheid
  • wateroplosbaarheid
  • waterschuwheid
  • watervastheid
  • waterverdunbaarheid
  • wattigheid
  • wederrechtelijkheid
  • wederspannigheid
  • wederzijdsheid
  • weegbaarheid
  • weepsheid
  • weergaloosheid
  • weerlegbaarheid
  • weervastheid
  • wegvastheid
  • weidelijkheid
  • weifelmoedigheid
  • weigerachtigheid
  • weinigheid
  • wekelijkheid
  • welbezeildheid
  • weldoordachtheid
  • weldoortimmerdheid
  • weldoorvoedheid
  • welgedaanheid
  • welgemaaktheid
  • welgemeendheid
  • welgemoedheid
  • welgeschapenheid
  • welgevalligheid
  • welgevormdheid
  • welmenendheid
  • welopgevoedheid
  • welriekendheid
  • welvaartsvastheid
  • welvaartvastheid
  • welvoeglijkheid
  • wereldbekendheid
  • wereldlijkheid
  • wereldomvattendheid
  • wereldsgezindheid
  • wereldverbondenheid
  • wereldvermaardheid
  • werkdadigheid
  • werkheiligheid
  • werkpuntsafhankelijkheid
  • werkschuwheid
  • werkstelligheid
  • werktuiglijkheid
  • werkwilligheid
  • wichtigheid
  • wiebeligheid
  • wijdlopigheid
  • wijdmazigheid
  • wijdverbreidheid
  • wijfachtigheid
  • wijsgerigheid
  • wijsneuzigheid
  • wilsonbekwaamheid
  • winbaarheid
  • winddichtheid
  • windgevoeligheid
  • windvastheid
  • winterhardheid
  • wintervastheid
  • wisbaarheid
  • witbontheid
  • witharigheid
  • wittigheid
  • wolkeloosheid
  • wolkigheid
  • wonderheid
  • woordeloosheid
  • wormigheid
  • wormstekigheid
  • wraakbaarheid
  • wraakgierigheid
  • wrakheid
  • wrattigheid
  • wreeddadigheid
  • wreveligheid
  • wrevelmoedigheid
  • wrijfechtheid
  • wrijvingsloosheid
  • wrokkigheid
  • zaakkundigheid
  • zaakrijkheid
  • zadelvastheid
  • zakkerigheid
  • zakkigheid
  • zalfachtigheid
  • zanderigheid
  • zandigheid
  • zeebestendigheid
  • zeikerigheid
  • zelftevredenheid
  • zemeligheid
  • zeurigheid
  • zielloosheid
  • zinledigheid
  • zinrijkheid
  • zoelheid
  • zoenerigheid
  • zoetachtigheid
  • zoetelijkheid
  • zoetgevooisdheid
  • zoetluidendheid
  • zoetvloeiendheid
  • zonnigheid
  • zoorheid
  • zottigheid
  • zoutachtigheid
  • zoutigheid
  • zusterlijkheid
  • zuurachtigheid
  • zwaartillendheid
  • zwakkelijkheid
  • zwartbenigheid
  • zwartnervigheid

Verwijzingen